Internationale dag voor de herdenking van de slachtoffers van de misdaad van genocide
« Je blijft dus achter met die enorme leegte. Je familie en vrienden zijn er niet meer, je hebt enkel nog die gapende leegte. Je hebt niemand om dat gevoel mee te delen, want degenen met wie je het had kunnen delen, je dierbaren, zijn dood, en degenen die nog in leven zijn, zijn de daders van deze misdaden. Je staart in de afgrond van het niet. »
Dit zijn de woorden van een overlevende van de genocide op de Tutsi's in Rwanda.
Helaas zouden ze voor elke genocide kunnen gelden.
Kort na de Tweede Wereldoorlog, op 9 december 1948, keurde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide goed.
Vlak na de oorlog hadden de geallieerden aangegeven dat ze de nazioorlogsmisdadigers wilden bestraffen, maar in de tenlasteleggingen van de militaire rechtbank van Neurenberg was enkel het begrip misdaad tegen de mensheid opgenomen.
Het begrip genocide werd in 1943 als zodanig gemunt door Raphael Lemkin. Deze Poolse jurist van Joodse afkomst, hoogleraar internationaal recht aan de Yale University in New York, was zelf ternauwernood ontsnapt aan Hitlers troepen na de invasie van zijn land in 1939.
Lemkin, die geschokt was door de vaststelling dat een staat het bevel kon geven voor zowel de uitroeiing als de verwoesting van de cultuur van volledige bevolkingsgroepen, nationale en religieuze groepen, droeg er zo toe bij dat het woord ‘genocide’ ingevoegd werd in het Verdrag dat in 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen werd. Deze ‘misdaad zonder naam’, zoals Winston Churchill deze omschreef, had voortaan wel een naam.
In september 2015 riep diezelfde Algemene Vergadering 9 december uit tot Internationale Dag voor de herdenking en de waardigheid van de slachtoffers van genocide en voor de voorkoming van deze misdaad. België was het aan zichzelf verplicht om zich officieel bij deze herdenking aan te sluiten, en deed dat ook toen onze Assemblee op 17 december 2020 een resolutie van collega Michel De Maegd hierover aannam.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft zich ertoe verbonden om elk jaar op de vrijdag die het dichtst bij 9 december ligt een dag van bezinning over genocide te organiseren, in aanwezigheid van deskundigen en mensen die de herinnering levend houden, maar ook van jongeren en vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld.
Bestaat er voor de organisatie van een dergelijke plechtigheid immers een betere plaats dan een parlement, het kloppend hart van de democratie en de hoeder van de grondrechten van de burgers?
De epidemiologische situatie noopt ons echter ook dit jaar weer tot grotere voorzichtigheid. In mijn toespraak tot de plenaire vergadering van 9 december 2021 wil ik deze verbintenis nakomen en uw aandacht erop vestigen dat wij allemaal de plicht hebben de herinnering in stand te houden. Het betreft een fundamentele plicht en een moreel voorschrift, maar ook een waarschuwing tegen alle ideologieën die ertoe bijdragen dat de kiem voor dergelijke misdaden gelegd wordt.
In onze samenleving, die steeds sneller verandert en waarin we al te vaak geen tijd hebben voor reflectie, herinnering en bezinning, is het van essentieel belang dat we deze gebeurtenissen blijven herdenken.
Daarom is het meer dan ooit noodzakelijk de herinnering levendig te houden, met name bij de jongere generaties, opdat zij de geschiedenis nooit zouden vergeten, hoe gruwelijk en onmenselijk ze ook is. De
bewustwording moet de spreekwoordelijke stomp in de maag zijn, moet ons bij de keel grijpen zodat we de boodschap verder verspreiden, moet van die aard zijn dat ze een reactie van verzet teweegbrengt, zodat we weerstand bieden tegen alles wat onze fundamentele verworvenheden, te weten de democratie, de mensenrechten en de vrijheid, ondermijnt.
De genocides waarvan we de slachtoffers vandaag gedenken, werden alle gepleegd in de 20e eeuw, de eeuw van de massabijeenkomsten en van de doorbraak van de democratie, maar ook van conflicten van een ongeziene omvang : wereldoorlogen, ‘zuiveringen’ uit naam van totalitaire ideologieën of etnische conflicten waarbij soms hele bevolkingsgroepen geslachtofferd werden.
In 1995 nam de Kamer de wet aan tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime gepleegd is.
De Shoah is in die zin specifiek dat deze massamoord het eerste voorbeeld is van een op een industriële en wetenschappelijke manier georganiseerde barbaarsheid in de moderne tijd. Hoe konden de nazi’s dergelijke beulen voortbrengen? Hoe durven sommigen dergelijke misdaden, vaststaande historische feiten, nog ontkennen? Het narratief van deze "moordenaars van het geheugen", zoals ze door
de Franse historicus Pierre Vidal-Naquet in zijn boek Les Assassins de la mémoire genoemd worden, moet systematisch ontzenuwd worden, en hun leugens moeten ontkracht worden.
Benjamin Orenstein, een overlevende van de naziconcentratiekampen, die dit jaar overleed, maakte er een erezaak van om in scholen in Frankrijk en in Europa te getuigen over wat hij meegemaakt had. Op de hem vaak gestelde vraag of er na de Shoah nog leven mogelijk is, antwoordde hij onomwonden: “Ik had twee keuzes: de mensheid aanvaarden zoals ze is of een einde aan mijn leven maken. Aangezien
ik geen zelfmoord wilde plegen, heb ik dan maar beslist om te berusten in mijn lot.”
Elk jaar rond 27 januari, de verjaardag van de bevrijding van het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau, herdenkt onze Assemblee de slachtoffers van de Shoah - bijna zes miljoen mensen, onder wie ongeveer 29.000 Belgen – tijdens een zitting in ons halfrond. Op 27 januari 2022 zullen de laatste overlevenden van de kampen en mensen die als kind tijdens de oorlog ondergedoken zaten opnieuw een aangrijpende getuigenis afleggen van wat zij moesten doormaken.
Beste collega’s,
We herinneren ons allemaal de onbeschrijfelijke gruweldaden die in 1994 in Rwanda gepleegd werden. In april 2004 heeft de Senaat ter gelegenheid van de tiende verjaardag van die gebeurtenissen een resolutie over de genocide op de Tutsi’s en de moord op Belgische burgers aangenomen. In drie maanden tijd werd er een miljoen mensen omgebracht. Mannen, vrouwen en kinderen werden met machetes afgemaakt. De buik van vrouwen werd opengesneden om de foetussen te doden. Overal in het land werden de Tutsi’s afgeslacht.
Een andere misdaad, het bloedbad van Srebrenica in juli 1995, werd door het Joegoslaviëtribunaal als genocide gekwalificeerd. Zo’n 8.000 jongens en mannen werden door de Bosnisch-Servische troepen bij hun inval in de stad Srebrenica gedood. Dat was de ergste gruweldaad op Europese bodem sinds de Tweede Wereldoorlog.
Ook Cambodja was het toneel van absolute horror, in de jaren 1975 tot 1979. Hele dorpen werden toen platgebrand en volledige bevolkingsgroepen uitgemoord.
Hoe is het mogelijk dat de geesten van een heel volk door de propaganda van een totalitair regime zo gemanipuleerd konden worden? Pas veertig jaar na de feiten werd de door de Rode Khmer gepleegde genocide door de internationale rechtspraak erkend, met de veroordeling van twee nog levende Rode Khmerkopstukken. Hun leider, Pol Pot, stierf in 1998 zonder dat hij berecht kon worden. We zullen nooit met zekerheid weten hoeveel slachtoffers de politiek van Democratisch Kampuchea uiteindelijk gemaakt heeft, maar het aantal wordt op 1.500.000 à 2.200.000 personen geschat.
In juni 2015 verklaarde Charles Michel, destijds eerste minister, in de plenaire vergadering van onze Assemblee dat de wreedheden die in de periode 1915-1917 door de laatste regering van het Ottomaanse Rijk gepleegd werden als genocide gekwalificeerd moesten worden. Net als andere EU-lidstaten, nationale parlementen en parlementen van de deelgebieden nam de Kamer van volksvertegenwoordigers een resolutie aan, in casu op 23 juli 2015, betreffende de herdenking van de honderdste verjaardag van de Armeense genocide. Zo erkende het Belgisch Parlement de in het Ottomaanse Rijk gepleegde Armeense genocide
als een historisch feit, een noodzaak voor de verzoening tussen het Turkse en het Armeense volk, waarvoor waarheidsvinding en het in stand houden van de herinnering een conditio sine qua non vormen.
Ik vind het belangrijk om die feiten in herinnering te brengen, omdat de gruwelijkheid ervan ons zou moeten aanzetten tot een niet aflatende waakzaamheid. Men moet zich inbeelden hoezeer al deze slachtoffers zich in hart, lichaam en geest onverbiddelijk in de steek gelaten gevoeld hebben. De prangende vraag luidt: hoe is het zover kunnen komen, hoe kon het gebeuren dat mensen ingegaan zijn tegen wat menselijk is, en waarom kan dat ook vandaag nog gebeuren? Hoe kunnen we dag na dag de voorbodes van genocide – de helse spiraal van angst, haat en uitsluiting – in de kiem smoren?
We moeten des te waakzamer blijven daar het gevaar voor een genocide op verschillende plaatsen in de wereld niet geweken is.
Zo heeft onze Assemblee in juli 2021 een resolutie aangenomen om de genocide op de jezidi’s te erkennen en te vervolgen. Op 30 november 2021 veroordeelde een Duitse rechtbank een IS-strijder tot een levenslange gevangenisstraf voor genocide op deze Koerdisch sprekende gemeenschap – voorwaar een historisch vonnis.
Beste collega’s,
We mogen onze waakzaamheid nooit laten verslappen. We moeten te allen tijde alert blijven. We mogen nooit dulden dat een situatie ontaardt. Factoren zoals een staatsgreep, etnische breuklijnen, de schending van religieuze of politieke vrijheden volstaan soms om het vuur aan de lont te steken. We moeten de herinnering dus in stand houden en werk blijven maken van educatie, want deze zwarte bladzijden uit de geschiedenis mogen nooit vergeten worden. Door te gedenken houdt de mensheid de betekenis van het woord "genocide" in herinnering.
Zoals VN-secretaris-generaal Antonio Gutteres verklaarde is de voorkoming van genocides een zaak van de hele samenleving. Het is cruciaal dat we de handen ineenslaan om de principes van de gelijkheid en de menselijke waardigheid te verdedigen en de verdeeldheid en de polarisatie, die in onze hedendaagse samenlevingen zo wijdverbreid zijn, weg te nemen.
Ik geef nu het woord aan de eerste minister.
Wij stellen voor dat de staande Assemblee na de toespraak van de eerste minister een minuut stilte in acht neemt ter nagedachtenis van alle slachtoffers van genocides.
Eliane TILLIEUX